
Thuis in de tijd
De jonge Alain-Fournier schreef in 1909: ‘Ik ben van plan een boek te schrijven, gebaseerd op de lijnen van mijn eigen gezicht, iets dat fundamenteel èn aardig is.’ Het werd zijn roman ‘Le grand Meaulnes’ vertaald als ‘Het grote avontuur’ waarbij een toevallig ontdekt vervallen landhuis een belangrijke hoofdrol speelt in de levensloop van een aantal personen. Over het gebouw ligt een dromerige ongrijpbare sfeer, die symbool staat voor de verloren beelden uit een jeugd. De ruimtes worden nauwkeurig beschreven, een zolder, de rode salon, de Wellington-kamer om elke herinnering te bewaren. ‘Er heerste een diepe stilte in de kamers’.
Een jeugdherinnering
Wij zijn verbonden met de huizen die we bewoonden of bezochten en de momenten dat er intense indrukken waren van licht op de dingen, en de sfeer die de ruimte opriep. Jeroen Allart (1970) was iets jonger dan de jeugdige hoofdpersonen in het boek, maar de betovering van zijn beschrijving is vergelijkbaar. Vrienden van zijn ouders bewoonden een statig herenhuis dat langs de rivier de Lek stond. De vloer was geblokt in zwart wit marmer gelegd, zoals we ze op 17e-eeuwse interieurschilderijen van Vermeer wel aantreffen. Alles klopte in het huis, de verfijnde aandacht voor details, inrichting en architectonische maatverhouding en toch stond het op de nominatie voor sloop vanwege dijkverbreding. Het huis werd afgebroken, de dijkverbreding ging bij nader inzien toch maar niet door. Er was geen fysieke mogelijkheid meer om de herinnering te toetsen.
Een kasteel in Rotterdam
In de recente werken van Jeroen Allart nemen stijlkamers een belangrijke plaats in. De geblokte vloer komt terug in een schilderij waarin we zijn dochter Tessa op de rug zien terwijl ze uit een raam naar een zomers landschap kijkt. Het is een schilderij met een verfijnd koloriet dat ondanks de heldere perspectieflijnen tegen de wetten van het perspectief ingaat. De kleuren op de voorgrond zijn zacht en tonaal in terugwijkende grijzen en pastellen, terwijl het landschap achter het raam de felste en meest in het oog springende kleuren heeft.
In deze stijlkamer zien we een samenvoeging van de gang van hun eigen woonhuis in Rotterdam met elementen uit een ruimte van een kasteel in Frankrijk. De derde ruimte achter het raam biedt een uitzicht naar een landschap met wolken en bomen. Je zou verwachten dat de lichtbron net als in de schilderijen van Vermeer van het raam afkomstig is, maar de schaduwen rondom Tessa lijken van achteren aangelicht. De rok waait licht opzij, het moment is tijdloos en ingetogen, de stilte van de ruimte valt samen met de onbeweeglijke pose in een evenwichtige compositie.
Een nieuwe weg
Tot 2015 was Allart vooral bekend om zijn sterk vereenvoudigde ‘mooi weer’ landschappen met de kenmerkend lage horizon, de grote formaten cowboys, aaibare dieren zoals de kat, het schaap, de hond of diverse vogelsoorten tegen een achtergrond van een helder en egaal geschilderd hemelsblauw. De toegevoegde onderwerpen werden overzichtelijk en centraal in het vlak geplaatst tegen een monochrome achtergrond en uitgevoerd in een gestileerde stijl. Door zijn schilderwijze, waarbij talloze dunne lagen geschilderd met acrylverf over elkaar gezet werden, ontstond een poederig en mat aanzien met een gladde textuur. Hij had veel succes met deze uit duizenden herkenbare schilderijen, maar het materiaal beperkte hem in de loop der jaren in de ontwikkeling van zijn oeuvre.
Hij zocht naar complexere composities en die waren door de veel te snelle droogtijd van acryl niet uitvoerbaar. Elke verandering werd hinderlijk zichtbaar in het beeld, er doemden grenzen op, technische beperkingen, het schilderplezier dreigde te verdwijnen. Er was een aanwijsbaar dieptepunt, het denken over schilderen en hoe nu verder, waarop het atelierraam open stond en vanuit het niets een witte kat vanuit de lichte zomer naar binnen sprong. Dat moment zou van grote betekenis zijn. Hij besloot het roer volledig om te gooien en zich in de woelige baren van de olieverftechniek te begeven. De witte kat werd het model van zijn eerste olieverfschilderij en wees daarmee de weg naar een nieuwe ontwikkeling.
De stijlkamers
Huis Van Gijn in Dordrecht, een 19e-eeuws rijk gedecoreerd monument met een typisch oud-Hollands interieur, figureerde in een aantal schilderijen van recente datum. De voorstellingen zijn vereenvoudigd en gestileerd, zonder de rijke stoffering van een decor met figuranten. Attributen worden aangepast, een glanzend tafeloppervlak weerspiegelt een theeservies met schaduwen die compositorisch mooier verticaal vallen dan op de wijze waarop de schuine schaduwen rond de stoelpoten liggen. En het uitzicht blijkt het uitzicht van zijn eigen Rotterdamse huis te zijn.
Ook Huis Sonneveld, dat ligt aan de rand van het Museumpark in Rotterdam, is een echt familiehuis, dat in opdracht van A.H. Sonneveld werd ontworpen volgens de toen geldende mode en volgens de principes van Het Nieuwe Bouwen en het Functionalisme. Aankleding en afwerking staan stil in de tijd, het werd opgeleverd in 1933. Men kan ervaren wat licht en ruimte in een leefomgeving betekenen en hoe ook design en kunstvoorwerpen met aandacht werden toegevoegd.
Jeroen Allart ziet interieurs als portretten, ze weerspiegelen de personen die er eens leefden en de verhalen van hun levens. Met zijn schilderijen wil hij de ruimtes bezielen, niet zelden figureren kat Loes of hond Bobbie in deze interieurs, en meteen wordt de kamer huiselijker en gezelliger. Het lijkt of er weer in geleefd wordt.
Een raam naar de toekomst
In vrijwel alle schilderijen speelt het zonlicht een vervreemdende rol. In ‘Lux’ valt het langs ornamentaal hekwerk van een bovenlicht en werpt een vereenvoudigd schaduwbeeld op de muur. In ‘De salon’ verbindt die ene scherpe lange schaduw van een vleugelpoot via de stut van de openstaande klep de ruimte met het middelste raam en in het schilderij met de witte kat worden de schaduwen fluwelig. We zien een lichtspel waarbij de tussentonen een stemmige balans in de helderheid brengen. Kleur heeft niet-kleur nodig om te kunnen stralen.
Soms leren we pas na enige tijd om de betekenis te zien van symbolische gebeurtenissen die een omwenteling in de tijd markeren en dat een perspectief nooit vanzelfsprekend is. Dat het niet de werkelijkheid is, die ertoe doet, maar de interpretatie van die werkelijkheid. Dat de aandacht voor de ruimte en de dingen fundamenteel èn aardig kan zijn, en dat wij het zijn die ons avontuur vorm kunnen geven.
Anke Roder / Palet magazine

Romantiek uit Rotterdam
De romanticus uit Rotterdam wordt hij wel genoemd. Jeroen Allart (1970). Als je voor zijn atelier staat zie je met een beetje fantasie een van zijn landschappen. Toeval? Zou kunnen, maar binnen word je onmiddellijk ingenomen door zijn karikaturaal geschilderde landschappen, cowboys, katten en eenden.
Zijn stijl is als een goed ingevoerde huisstijl, onmiskenbaar herkenbaar. Zijn in alle schakeringen uitgevoerde blauwe luchten in zijn landschappen zijn strak en wolkeloos. De horizon is laag, erg laag maar minutieus uitgevoerd, een smal strookje land, Hollandser kan het niet. Daarvoor ligt de polder, hij schildert hem niet maar je weet dat die polder er is. Zijn schilderijen ademen eenvoud en helderheid. Al wat overbodig is wordt weggelaten maar je weet meteen wat hij je wil laten zien; een eend is een eend, krachtig en bijna grafisch. Realisme zonder dat het gelikt wordt.
Toen ik in zijn kleine atelier in Rotterdam rond zat te kijken naar al die sterke doeken, die deels nog onaf aan de muur hingen of op ezel stonden, moest ik aan het Californië van de jaren zeventig denken. De billboards, de architectuur, de kleuren, de sfeer. Jeroen is er nooit geweest maar zou zich er thuis gevoeld hebben. Zijn fascinatie voor cowboys is wat dat betreft typisch. Hij moet maar snel Amerika gaan veroveren met zijn werk. Hij werkt er hard genoeg voor, zijn productie is hoog, zijn werkweek strikt, alleen in het weekend werkt hij niet. Zijn opleiding genoot hij aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam na eerst het Grafisch Lyceum doorlopen te hebben.
Theaterfestival Boulevard vroeg Jeroen om een schilderij te maken voor de nieuwe poster. Een landschap. Het is een zicht op Den Bosch geworden zoals Frederik Hendrik het voor de inname ook gezien moet hebben. Vanuit het Bossche Broek met in de skyline het festival. Een schilderij voor een commerciële boodschap? Daar heeft Jeroen geen enkel probleem mee, hij is er zelfs blij om. Hij zou met alle plezier bijvoorbeeld Ecoplaza in een kunstwerk opnemen. Dan is een theaterfestival eigenlijk heel onschuldig. Zoals ook het werk van Jeroen Allart onschuldig genoemd kan worden. Onschuldig maar raak.
Jean Philipse


De magie van de witte kat
Op een dag wandelde er een witte kat het atelier van Jeroen Allart binnen. Een zwerver, dacht de kunstenaar. Maar het bleek een keurig verzorgde poes te zijn met een rood bandje om haar hals. Een geboren model bovendien, want ze begon meteen met poseren. Pootjes op de stoel. Een kopje tegen de deur. Nieuwsgierig naar buiten glurend door het raam. Zij vond het prima dat Allart haar fotografeerde. Een nieuwe reeks schilderijen was geboren.
Verrassend genoeg is die serie – interieurs, met niet zelden een kat – in olieverf uitgevoerd. En dat terwijl Jeroen Allart juist sinds de jaren negentig naam heeft gemaakt met schilderijen van vogels, (cowboy)portretten en typisch Zweedse en Hollandse boerderijlandschappen met hoge, monochrome blauwe luchten erboven, die allemaal loeistrak geschilderd werden met acrylverf.
In de loop der jaren had hij zich een ingewikkelde schildertechniek eigen gemaakt, maar in 2015 begon hij daarin vast te lopen. Erger nog, het schilderen in acrylverf begon hem tegen te staan. Zijn kenmerkende matte en strakke techniek, waarin bij voorkeur geen kwaststreek zichtbaar is, was immers uiterst stressvol. De rust en concentratie die uit zijn voorstellingen spreekt, stond haaks op de hoge druk die hij dagelijks in zijn atelier ervoer. Schilderen was voor hem een continue race tegen de klok geworden.
Met acryl heb je weinig tijd. De verf droogt snel. Dat kan handig zijn, maar niet als je, zoals Allart, superstrakke overgangen tussen de verschillende kleuren wil maken. Elke correctie is dan zichtbaar. Bovendien merkte hij dat zijn techniek hem ook beperkte in zijn onderwerpskeuze. Nieuwe ideeën waren er wel. Maar ze uitgevoerd krijgen in de hem bekende acryltechniek, bleek vaak veel moeilijker dan gedacht. “Ik had het mezelf nodeloos ingewikkeld gemaakt.”
Impasse
Zoals schrijvers een writersblock kunnen hebben, worstelde Allart met iets dat je gerust een paintersblock zou kunnen noemen. Om uit de impasse te geraken zocht hij een van de aardigste docenten die hij had gehad tijdens zijn opleiding aan de Rijksakademie in Amsterdam: Emo Verkerk. Op de bonnefooi ging hij langs bij deze sympathieke nestor van de hedendaagse Nederlandse schilderkunst.
Allart werd gastvrij ontvangen. En er volgde een lang en goed gesprek over schilderkunst in het algemeen en die van Jeroen in het bijzonder. Hoewel de Rotterdamse kunstenaar naar eigen zeggen ‘knetter-eigenwijs’ is en op de academie als het om schilderen ging naar niemand luisterde, liet hij zich deze keer toch door zijn oud-docent uitdagen en overhalen om van acryl naar olieverf over te stappen.
Zo eenvoudig als dit nu klinkt, was het echter niet. “Ik moest min of meer opnieuw leren schilderen”, geeft Allart toe. “Want olieverf doet niet meteen wat je wilt. De technische aspecten van deze verf beheerste ik niet. Mijn eerste olieverfschilderijen ontstonden dan ook moeizaam. Maar er was vooral een groot voordeel: Ik kreeg opnieuw plezier in het schilderen. Eindelijk was ik weer ontspannen, want met de veel trager drogende olieverf heb ik nu alle tijd.”
Stijlkamers
Zoals gezegd, was de witte kat die zich zo gewillig liet fotograferen een uiterst geschikt eerste onderwerp om mee te experimenteren in olieverf. Tot zijn eigen grote verrassing ontstond zo ook een geheel nieuw thema: interieurs. De tijd dat hij gretig weidse uitzichten op het platteland schilderde, lijken voorbij. Recent kijkt de kunstenaar liever naar binnen. Stijlkamers in oude herenhuizen, boerderijen, musea of kastelen zijn zijn jongste passie. Hij reist kriskras door heel Nederland om ze te fotograferen.
Allart is gefascineerd door die zo fraai bewaard gebleven interieurs uit met name de 19de of vroege 20ste eeuw, waarin de tijd lijkt stil te hebben gestaan. Meubels en gordijnstoffen die de sfeer van vroeger ademen, hij schildert ze, net als zijn vroegere landschappen, zonder actie, zonder mensen erin. Hooguit duikt er af en toe een kat op, die als het alter ego van de kunstenaar nieuwsgierig om zich heen kijkt: ‘Waar ben ik nu weer in verzeild geraakt?’
De interieurs van zijn hand hebben vaak iets mysterieus, alsof ze een geheim bewaren. Ze zouden zomaar een crime scene kunnen zijn of een perfect decor voor een verhaal van Agatha Christie. Een belangrijke bron van inspiratie voor zijn verstilde stijlkamers is het werk van de van origine Zwitserse post-impressionisten Marius Borgeaud en Félix Vallotton. Catalogi waarin hun sfeervolle, poëtische doeken zijn afgebeeld, liggen regelmatig opengeslagen op zijn atelier.
Het experiment met olieverf heeft bij Allart werkelijk een doorbraak gecreëerd. “Ik leg mezelf minder ‘regels’ op dan voorheen. Daarom kan ik onbevangener beginnen aan een nieuw doek of thema”, zegt de kunstenaar. Tot zijn eigen verrassing is door de olieverf ook zijn toets veel losser geworden. “Ik schilder nu in alle opzichten levendiger, luchtiger en vrijer. Impressionistisch zou je kunnen zeggen, maar dan natuurlijk wel op mijn manier.”
Wolken
Inmiddels vervaardigt hij ook weer landschappen. “Ja, daar raak ik nooit op uitgekeken. Wat de koffiekan is voor Klaas Gubbels, is het landschap voor mij”, zegt Allart lachend. Ook die zijn echter beduidend ruimtelijker en minder streng geworden dan voorheen. “Bij de vergezichten ontstaan er zelfs stapelwolken”, constateert de kunstenaar tevreden. “Uit onkunde liet ik die op mijn acrylverfdoeken altijd achterwege, terwijl wolken zo ontzettend mooi kunnen zijn.”
David Hockney, de Britse schilder die Jeroen Allart al jaren als een leermeester op afstand beschouwt, zei het al: “Everybody loves a Monet.” Dat geldt ook voor Allart die de Franse impressionist heeft herontdekt. “Onder hedendaagse kunstenaars heerst er vaak een taboe op het werk van Monet. Het wordt als zoet en te makkelijk afgedaan, terwijl het echt een waanzinnige schilder is als je je goed in zijn oeuvre verdiept.”
Aangespoord door het zien van Monet heeft Allart recent een groot doek van een tuin geschilderd. Opmerkelijk ruig van toets voor zijn doen. Ook zijn jongste werk ‘Dore in het park’ getuigt van de wens om losser te schilderen en meer beweging aan de voorstelling te geven. “Ik zit nog middenin de veranderingen”, knikt hij opgewekt.
Een overgangsperiode die werd ingeleid door een witte kat. Natuurlijk is het bijgeloof, maar sommige mensen beweren dat witte katten blijdschap brengen en zorgen wegnemen van hen die (met zichzelf) in de knoop zitten. Hoe dan ook wees die ene witte poes in Rotterdam Jeroen Allart een nieuwe weg. Toch een klein magisch moment. De kunstenaar heeft het beestje nadien nooit meer gezien.
Paola van de Velde
Rotterdam-based artist Jeroen Allart paints beautiful scenes from nature in an instantly-recognisable style, perfected since he graduated from the Willem de Kooning Academy. His work hangs in the Museum of Modern Art in Arnhem, in the Dutch ministry of Foreign Affairs and in embassy buildings across Europe >>> Read the full article from Delayed Gratification // website https://www.slow-journalism.com/back-issues
De pootjes van de roodborst
Mijn werk in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam is leuk en veelzijdig. Dat komt mede door de bezoekers die zich regelmatig melden met een opmerkelijke natuurvondst of iets anders moois dat ze met me willen delen. Als het even kan, kom ik kijken en maak ik een praatje. Zo kwam ik in contact met Jeroen Allart. Hij werd als volgt aangekondigd: “Er is hier een kunstenaar – denk ik – die je even wat wil laten zien”. Dat er sprake is van een kunstenaar is me meteen duidelijk want zijn broek zit vol kleurige verfklodders. Mijn angst dat hij een geboetseerde bonk veen of een paar knap geknakte wilgentenen uit zijn tas zou halen en mij zou uitleggen ‘hoe ze de dialoog met de van de natuur vervreemde mens zouden aangaan’, blijkt ongegrond. Allart schildert Hollandse landschappen, vogels, vissen en een enkel zoogdier, gewoon met acrylverf op doek, plat en in heldere kleuren.
In de map afbeeldingen van zijn werk die hij me laat zien, concentreer ik me op de fauna. De frisse plaatjes werken onmiddellijk op mijn lachspieren maar zetten me ook aan het denken. Het hert dat me van het papier aanstaart, lijkt zo uit een cartoon van Gary Larson te zijn gestapt (‘Suddenly, through forces not yet fully understood, Harold realised he was not properly dressed for the occasion’). De kop van een pelikaan lijkt anatomisch niet te kloppen, en ook de platte snavel van een eend intrigeert me. Een zwarte specht lijkt versmolten met zijn nestholte, en over een strak afgebeelde scholekster vraag ik me af of het de uitgestorven gewaande soort Haematopus meadewaldoi is. De sterns, met nauwelijks zichtbare ogen, zien er uit als gemaskerde bandieten, maar zouden in een vogelgids zeker niet misstaan. Dat geldt ook voor de kokmeeuw die Allart heeft afgebeeld in een subtiele voor de soort kenmerkende houding. Schuilt er een ornitholoog in de kunstenaar? Brengt hij uren in het veld door achter een telescoop?
Wat me van het vogelwerk van Allart niet meer loslaat, zijn de pootjes van de roodborst. Treffender had hij ze niet op het doek kunnen zetten. Zo dun en lang, zo fragiel, dat we voor pootbreuk moeten vrezen. Goed, met een gemiddeld lichaamsgewicht van 15 tot 18 gram hoeven de roodborst-pootjes geen al te zware last te dragen, maar het moet vervreemdend zijn voor de doorsnee kunstkijker om een relatief groot, bolrond zangvogeltje op zulke lange, dunne pootjes te zien staan. Toch klopt het. De pootjes zijn relatief lang: het loopbeen meet 25.1 mm in Nederland en 26.9 mm bij roodborsten van de ondersoort Erithacus rubecula hyrcanus die in de zuidelijke Kaukasus en in het noorden van Iran voorkomt. Allart moet wel aandachtig naar een roodborstje gekeken hebben, anders had hij die pootjes niet zo mooi op het doek gekregen.
Nog gebiologeerd door een nors kijkende gorilla, de vreemde bocht in de hals van een zilverreiger en een vogel die ik niet op naam kan brengen, sla ik de map dicht. Ik vraag Allart waarom hij me zijn werk laat zien. Hij antwoordt: “Wil je een stukje schrijven voor in mijn nieuwe boek, dan maak ik een schilderij voor je?”
tekst: Kees Moeliker
Op het goede been
Heel veel lucht en een heel plat stukje land. Dat is sec wat je ziet als je in ons vlakke land door de polder rijdt of loopt. Zó schildert Jeroen Allart zijn Hollandse landschappen ook. Maar het gekke is, dat je bij een eerste blik op zijn schilderijen toch denkt: zo ziet een landschap er niet uit. Pas naderhand besef je hoe geconditioneerd je kijken is.
Schilderijen waarop landschappen te zien zijn, ontstaan in ons land aan het eind van de 16e, begin van de 17e eeuw. Eerder waren de landschappen, als ze al voorkwamen, een excuus. Ze dienden louter als achtergrond van een bijbels, historisch of mythologisch verhaal. Op het moment dat schilders landschappen als zelfstandig onderwerp gaan afbeelden, zie je die verhalen steeds kleiner worden. Tot ze zelfs helemaal zijn verdwenen. De figuurtjes die dan nog te zien zijn, fungeren als stoffering en ruimtelijk referentiepunt.
Vergelijk je landschappen van beroemde meesters als Meindert Hobbema (1638-1709) en Jacob van Ruisdael (1628/29-1682) dan valt op dat ze hun realistische Hollandse landschappen allemaal op eenzelfde manier opbouwen. Zij hanteren vaak een laag standpunt, tonen een wijde ruimte, een horizon, een enorme lucht met al dan niet dramatische wolkenpartijen en hier en daar een klein figuurtje waaraan je de ruimte kunt afmeten. Soms zijn op die landschappen objecten te zien, dat kan een boom zijn, maar ook een toren of huis. Die onderbreken de horizon. De verhouding van de lucht en land is doorgaans: 2/3 lucht en 1/3 land.
Dit hele schilderkunstige programma dient slechts één doel: de toeschouwer te verleiden om het illusionistische landschap in verf als echt te ervaren. En dat werkt. Zo goed zelfs dat het bepalend blijkt voor de wijze waarop in de eeuwen daarna het Hollandse landschap wordt afgebeeld. Ook de landschapsschilders van de Haagse School (Jongkind, Mesdag, Weissenbruch, gebroeders Maris) uit de tweede helft van de 19e eeuw hielden dit programma aan. En zelfs in onze eigen (vakantie)kiekjes grijpen we ongemerkt op dit verschijnsel terug. Onderhand zijn we aardig geconditioneerd geraakt.
Wolkloos
Natuurlijk zijn er ook kunstenaars geweest die heel bewust experimenteerden met dit schilderkunstige programma van het realistische Hollandse landschap. Er is bijvoorbeeld geschoven met de horizon. Die bevindt zich halverwege het doek of zelf op 1/3 van de bovenrand (Koen Vermeulen, 1965). Ook de graad van realisme is onderzocht (Robert Zandvliet, 1970). Sinds enkele jaren heeft fotograaf en beeldend kunstenaar Gerco de Ruijter (1961) de traditie van het landschap op zijn kop gezet door het vanuit een opgelaten vlieger het landschap van bovenaf te fotograferen. Bij hem is de horizon structureel afwezig. Ook Rob Johannesma (1970) geeft met zijn video’s een nieuwe blik op het oude thema door met de videocamera landschapsfoto’s af te tasten.
Ook Allart morrelt op geheel eigen manier aan het aloude concept. Meest in het ooglopend in zijn recente Hollandse landschappen is de buitengewoon sterke vereenvoudiging van zowel het verschijnsel landschap als de stoffering. Hij comprimeert het landschap tot de essentie, namelijk de horizon. Deze plaatst hij extreem laag op het doek. Verder reduceert hij ook de stoffering, de boerderijen, molens, bomen, tot een minimum. Met deze concentratie zet Allart in op verstilling. Om diezelfde reden blijven zijn hoge luchten wolkloos blauw.
Die verstilling zit hem niet alleen in vereenvoudiging en concentratie. Ook het uitvergroten van karakteristieken van het landschap draagt daaraan bij. Vandaar die bijna stripachtige en karikaturale voorstelling, zoals een hightech windmolen die het vlakke land domineert. Al die ingrediënten waaruit Allart zijn landschappen opbouwt, geeft hij ook nog eens op hun aller platst weer. Daarvoor gebruikt hij naast een strakke vlakverdeling slechts één kleur per vlak. Al begint in dat laatste in de meest recente doeken een klein beetje verandering te komen. Bij de bomen en struiken bijvoorbeeld sluipen verschillende kleurnuances het vlak binnen.
Het stripachtige, grafische karakter van Allart’s Hollandse landschappen heeft ongetwijfeld te maken met de grafische vooropleiding die hij genoot voor zijn gang naar de Willem de Kooning Academie in Rotterdam en de Rijksakademie in Amsterdam. Tel daarbij op dat hij vindt dat kunst voor iedereen begrijpbaar moet zijn. En, niet geheel onbelangrijk, deze schilder kan gevoel voor humor niet worden ontzegd. Want wie schildert er nou zulke landschappen of van die gestileerde vogels tegen een felgekleurde achtergrond?
Dat Allart zo’n beetje alle regels breekt van het eeuwenoude schilderkunstige programma is niet eens zo gek. Hij heeft immers een ander doel dan de oude meesters en is niet van plan ons te laten geloven dat zijn illusie op doek realistische landschappen zijn. Deze schilder wil in de eerste plaats de schoonheid van een stuk Hollands landschap op de kijker overbrengen. Ons opnieuw laten kijken naar onze eigen omgeving. Dat lukt hem heel goed. Met zijn Hollandse landschappen zet hij ons op het goede been.
tekst: Sandra Spijkerman
Zoeken naar dat ene, ultieme beest
Kunstenaars houden niet van eenvoud. Het oude Mulisch-adagium, ‘De kunst is, het raadsel te vergroten’, is nog altijd populair bij veel schilders en installatie-makers. Eenvoud, helderheid, simpelheid, dat is voor striptekenaars, kinderboek-illustratoren en verkeersbord-ontwerpers. Wat dat betreft kan de Rotterdamse kunstenaar Jeroen Allart enig lef niet worden ontzegd. Op zijn expositie in Aschenbach en Hofland Galleries is ieder raadsel uitgebannen. Neem de eerste vijf doeken op de expositie, die zich als volgt laten omschrijven: konijn, groep konijnen, konijn voor huisjes, ooievaar, groep sternen – en dat is precies wat ze zijn. De achtergronden zijn egaal blauw of rood of geel, iedere beweging is uitgebannen. Kijk maar, lijkt Allart uit te roepen, er staat precies wat er staat! Dat Allart, net als de dierenvriend Dick Bruna, een grafische achtergrond heeft, is nauwelijks verrassend. Hij doorliep het Grafisch Lyceum, voordat hij zich op de Rijksacademie bekwaamde in het schilderen. Daar maakte hij al een prachtig Aap-Noot-Mies-achtig boekje van eigen werk met onder anderen een schaap, een schip en een lepelaar. Toch lijkt Jeroen Allart niet direct Bruna-achtige ambities te hebben. In zijn eenvoud past hij beter bij een andere artistieke school: die van kunstenaars die zoeken naar het ene, ultieme beest of voorwerp. Het konijn der konijnen, de molen der molens. En, zoals Allart’s expositie aantoont, dat valt nog niet mee. Neem Allart’s queeste naar het konijn. Hij heeft duidelijk iets met deze snuffels, maar slaagt er desondanks niet in een trefzeker exemplaar neer te zetten. Het bruine geval bij de ingang is te onbeholpen, de groep witjes ernaast mist volume. Het best getroffen is nog het witte geval dat op Konijn bij Durgerdam tegen het doek op hupt. Maar toch, ondanks Allart’s verwoede pogingen is er geen enkel konijn dat de wollige anekdotiek overstijgt. Prachtig en raak daarentegen zijn de twee doeken van een groep sternen. Ook hier overheerst eenvoud en kinderlijke helderheid, maar bij deze vogels is dat geen enkel probleem. De verklaring ligt voor de hand: met hun zwarte koppen en helderrode snavels zijn sternen bij uitstek, grafische, vogels. En precies die helderheid haalt het beste in Allart’s werk naar boven. Dat blijkt ook de rode draad op de rest van deze expositie. De konijnen en het doek met kraanvogels verzinken in hun eigen wolligheid, maar als Allart een boot schildert, een groep sternen of een lepelaar dan hechten die zich in je geheugen. Alsof ze daar altijd al gezeten hebben.
Tekst: Hans den Hartog Jager
Helder, eenvoudig en kleurrijk zijn de schilderijen van Jeroen Allart.
Met zijn nieuwe landschappen vult hij zes kabinetten van het GEM. Eerder maakte hij Allart humoristische schilderijen van katten, konijnen en andere dieren, maar ook van cowboys, brandweermannen, molens en boten.
Het werk van Allart (1970) heeft een verfrissende lichtvoetigheid. Zijn verrassend eenvoudige schilderijen behoeven dan ook geen ingewikkelde uiteenzettingen.
Bijna geen andere kunstenaar toont zo direct wat hij wil laten zien: de kop van een paard, een stoere brandweerman of zoals nu in het GEM, landschappen. Het woord landschapsschilderkunst roept associaties op met een ver verleden, maar voor wie het werk van Jeroen Allart gezien heeft, verdwijnen deze direct.
De landschapsschilderijen zijn elk opgebouwd uit de volledig gestileerde elementen weiland, lucht en boerderij. Door de simpele vormentaal en de duidelijke kleuren die Allart hanteert, doen de landschappen dus grafisch aan.
Dit is niet toevallig: voordat Allart zich op de Rijksakademie en de Willem de Kooning academie het schilderen eigen maakte, doorliep hij het Grafisch Lyceum.
Deze serie schilderijen straalt daarnaast door de onderwerpskeuze, duidelijke vormen, maar zeker ook door het heldere kleurgebruik een zekere rust uit. Voor de serie landschappen in het GEM heeft Allart zich dan ook laten inspireren door het Groningse landschap.
Tekst: GEM Museum voor actuele kunst
De schilderijen van jeroen zijn een verademing
Over zijn werk hoef je als toeschouwer niet lang na te denken, hier is direct duidelijk wat de kunstenaar je wilt laten zien: de kop van een lepelaar bijvoorbeeld, een lammetje of zoiets als een volgeladen containerschip. allart heeft niets met conceptuele kunst. sterker nog, hij is van mening dat kunst (of kunstenaar) en toeschouwer de laatste decennia veel te ver uit elkaar zijn gedreven. hij brengt alles weer onder een noemer. allart schildert alleen die dingen, die hem persoonlijk boeien. dingen waar hij een bepaalde schoonheid in ziet en die hij graag wil laten zien. daartoe bestudeert hij zijn onderwerpen grondig om ze vervolgens zo rudimentair mogelijk weer te geven. dat is zijn kracht. hij schildert onderwerpen vaak tegen een strakke eenkleurige achtergrond. eerder schilderde deze kunstenaar mannen met stoere beroepen als brandweerman en cowboy. momenteel hebben dieren en schepen zijn aandacht.
De afgelopen twee jaar heeft allart op de rijksakademie geëxperimenteerd met twee andere disciplines: keramiek en beeldhouwkunst.. bij zijn beelden, die opgebouwd zijn uit hout en vervolgens voorzien zijn van een strakke en glanzende laag kleurige verf, gaat hij op een vergelijkbare wijze te werk als tijdens het schilderen. voor een meeuw bijvoorbeeld brengt hij een bezoek aan de collectie van Naturalis, het natuurhistorisch museum in leiden, waar hij verschillende meeuwensoorten bekijkt en tekent. zijn uiteindelijke beeld is dan ook samengesteld uit de essentie van drie verschillende soorten. daarin volgt hij het spoor van Paulus Potter die zijn beroemde stier ook uit meerdere voorbeelden opbouwde. zowel allart’s schilderijen en beelden doen in hun eenvoud denken aan prentboeken en kindertekeningen. hoewel allart niet perse kindertekeningen en prentkunst wil maken, zoekt hij in zijn uitvoering deze overeenkomst bewust op. toch zijn zijn onderwerpen uiteindelijk net even te gecompliceerd om voor ‘kinderkunst’ door te gaan. dat geld ook voor de tegeltableaus, die een combinatie lijken te zijn van stripfiguren en oeroude spreekwoorden en gezegden. op het eerste gezicht vertrouwd en bekend, bij nader inzien blijken het lang niet allemaal officiële spreekwoorden te zijn – de helft is door de kunstenaar zelf verzonnen – en bovendien is die komieke vogel erbij een vreemde eend in de bijt. het voelt vertrouwd en herkenbaar wat allart doet en bovendien is zijn werk vaak geestig. dat brengt die verademing teweeg!
Tekst: Sandra Spijkerboom
De eenzame cowboys van Jeroen Allart
Eerst schilderde hij koppen, die hij zelf beschrijft als heroïsch en melancholiek. Om daarvan los te komen nam hij zich voor landschappen te schilderen maar omdat ze er naar zijn zin te leeg uitzagen, zette hij er dieren in. Een hond, hert of schaap, geschilderd in de bedrieglijk eenvoudige stijl en heldere kleuren. In hun eenzaamheid waren de dieren even heroïsch en melancholiek als daarvoor de koppen en later zijn matrozen en cowboys. Of kaboois, zoals hij zelf consequent zegt. Stoere kaboois.
Zijn die eenzame matrozen en cowboys ook symbool voor de kunstenaar zelf? Het is een teruggetrokken bestaan. Als schilder heb je de eenzaamheid hard nodig. Ik moet soms een hele week in mÕn eentje staan te ploeteren om een schilderij af te maken. Een cowboy in het atelier. Ik dweep ook wel een beetje met de romantiek die rond cowboys en zeelieden hangt. Alles klopt aan hun outfit, die heroïsche associaties oproept. Zeeman lijkt me het ideale beroep. Een groot schip. Een half jaar op, een half jaar af. Al die kerels die zich op zee moeten zien te redden. Ik heb ooit nog overwegen naar een rederij te stappen om aan te monsteren, maar dat bleek nog een heel gedoe te zijn. Een zoetwatermatroos, zo zie ik mezelf. Hoe kies je de dieren die je schildert? Waarom schilder je de ene diersoort wel en de andere niet? De aaibaarheidsfactor is bij mij altijd erg hoog. Een dier moet voor mij iets aandoenlijks hebben. Ik zal niet snel een varken schilderen. Of een hagedis, of een krokodil, dieren waarmee ik me niet kan vereenzelvigen. Ik moet zo’n dier willen zijn om het te kunnen schilderen. Sommige vogels bijvoorbeeld zijn zo mooi van zichzelf. Een stern is net een wedstrijdschaatser. Een vorm waaraan alles klopt. Dat zie je niet alleen bij dieren, maar ook bij schepen en vooral bij molens. Die zijn van zichzelf al zo ontiegelijk mooi. Ik streef ernaar een schilderij te maken dat even perfect is als de onderwerpen die ik schilder. De rest komt dan vanzelf: de meerwaarde, de emotie, de tijdloosheid misschien. Maar in eerste instantie gaat het me puur om de esthetische vorm. Wat afleidt van de essentie laat ik weg, de karakteristieken vergroot ik uit. Bij vogels schilder ik geen afzonderlijke veren, om te voorkomen dat het schilderij al te naturalistisch wordt. Ik ben er schaamteloos op uit om de kijker te behagen. Dat is mijn kracht, denk ik. Mijn werk appelleert aan instinctie die mensen hebben geleerd te wantrouwen. Althans, in de kunst. En daarbij ga ik een flinke dosis vrolijkheid niet uit de weg. Die dient tegelijk als tegenwicht voor de melancholie die niet uit mijn werk is te bannen.Heb je een voorkeur voor kleur? Oudhollands blauw. Een zelfde tint gebruik ik vaak in mijn schilderijen: het hemelsblauw van vergeelde ansichtkaarten.
Tekst: Pieter van Oudheusden
What is it with the Netherlands that makes them produce such great artists?
It’s like how Iceland is crawling with amazing musicians. It’s no surprise then that Netherlands artist Jeroen Allart is such a brilliant painter. Simple lines and colors, smooth shadows, huge blank spaces; they’re just incredible paintings. Maybe there’s just something in me that loves anything reminiscent of mid-century design or the subtle geometries of Art Deco. Allart has both, but coupled with a modern flair. It’s the best of all worlds, and it makes my eyes go funny. I want an entire wall painted by him.
Tekst: Katarina Donnelly